zondag 2 mei 2010

Donbassa


Dit moest wel de ster van Donbassa zijn, hier op de steenkoolmijntoren te Djerzinsk. In de naam van de stad alleen al, weerklonken de diepe bassen van de onderwereld.
Al heeft die onderwereld niet zomaar haar geheimen prijs...
Tot verscheidene malen toe moest ik er het bijltje bij neer leggen. Nagenoeg alle mijnen zijn goed afgeschermde gebieden van de buitenwereld. Eenmaal op het territorium van de mijn wordt een persoon met een camera als een indringer beschouwd. Waarschijnelijk moet ik de vorige keer in Liscitszanck heel veel geluk hebben gehad dat ik er beelden kon nemen. Hier is dit dit tot nog toe maar met mondjesmaat gelukt. Met de stroom van de mijnwerkers op maandagochtend mee waagde ik mijn eerste kans te Makievka. Ik had mijn lange broek aangetrokken, ook al beloofde het een stralende dag te worden, kwestie van zo min mogelijk op te vallen en zo veel mogelijk mijnwerker te lijken. Weinig mensen waren happig om een portret. Het is dan ook vrij frustrend om tot dicht bij de mijnwerkers te raken maar er weinig beeldmateriaal van te kunnen maken. Schone exemplaren met hun tas en hamer in de hand, hun helm met lamp, de met zwarte kolen besmeurde koppen van mannen en enkele vrouwen. Al gauw werd ik verzocht door een arbeider uit de werkplaats om op te krassen. Gelukkig zijn de mijnen niet op 1 hand te tellen en ging op jacht naar meer.
Wel met een zekere schrik van zowiezo weer gesnapt te worden. Ik heb mij dan ook voorgenomen om het decor op zich van de mijntorens en terillen als onderwerp te nemen wat zeker ook interresante beelden opleveren die een verleden tijd uitademen.
De ingangen van de territoria zijn meestal ook van een soort onthaal-wachtpost voorzien en moet je via een draaimolentje betreden. Dat deed ik ook bij mijn tweede mijn vlakbij het megalomane voetbalstadion van Donetsk. Ik deed deels mijn verhaal maar een grote NJET werd op mij afgevuurd. In het Sanatorium te Ukrainck ten westen van Donetsk dat ik de volgende dag net niet bereikte noodzaakte mij nog even te kamperen met een volle maan en groene velden als decor (en enkele giftige schouwen een eindje verderop). In de ochtend werd ik in het Sanatorium met open armen ontvangen. Mijnwerkers met longaandoeningen werden er behandeld in een schijnbaar gezonde wereld. Het sanatorium lag dan ook gelegen in een veilige plooi in het landschap, een dal met bomen en een grote vijver vol kikkers. Even uit het dal Noordwaarts had je een groot stort waar werkelijk alles op 1 hoop werd gedropt. Wanneer je Zuidwaarts uit het dal kroop zag je al gauw rokende schouwen en terillen... Ik kreeg er zelf een kamer aangeboden op het eerste verdiep vol lege kamers. Een vriendelijke verpleegster deelde haar boterhammen en 's avonds kwam een oud vrouwtje met opgestoken haar, zoals je ze alleen in de Sovjetunie kon aantreffen, met een kan vol thee. De directrice in de ochtend had mij op diezelfde wijze ontvangen, inclusief een ijscremecoupe-achtige beker vol koekjes en zoet . Dit stond in schril contrast met de mijn-bezoeken. Heerlijk in de watten gelgd, zoals ook de zieke mijnwerkers werd verzorgd,bezorgde dit mij een verse adem om de volgenmde ochtend terug op pad te gaan, naar de nabij gelegen mijn te Ukrainck. Spijtig genoeg heb ik zelf mijn toestel niet eens bovengehaald. Nog maar net op het terrein werd ik geviseerd door in zwart geklede bewakers. Het maagdelijke ochtendlicht op verweerde beton is nochthans een mooi decor om de mijnders te fotograferen... Gelukkig bracht mijn stalen ros raad, of beter gezegd hij bracht mij terug tot de ongedwongen vrijheid van de weg, over de krammen en vele putten niet gesproken. In deze mooie warme lentedagen had dit industrieel-landschap nog iets beklemmender en zocht ik noordelijker minder bevolkte gebieden op, al zijn de terillen hier nooit verweg. Kalinove bezorgde mij een mooie plek aan de rand van het dorp. Sasja kwam al gauw met zwijnevet, enkele eieren en 2 sneden brood om mijn honger te stillen. Hij hield van Rock en sleutelde aan traktoren. De nacht viel bij de waterput waar mijn tentje stond en voor even konden de mijnen mij gestolen worden en genoot ik van het kleine plekje natuur in het verstedelijkt gebied wat Donbassa wel is. 1 mei wachtte de volgende dag vol ongeduld in de stad Djerzisnk. Een stoet vol glorie voor de arbeid, al kon nu iedere politieke partij kleur geven aan de optocht, al kleurde die hier in Djerzinsk met zijn 7 koolmijnen nog heerlijk communistisch. De oude garde van hamer en sikkel-mannen parradeerde met hun beste kostuum dat stijf stond van de medailles en eretekens van voor 1989. Ze blonken zo goed als nieuw in de warme lentezon met abrikozen bloesems en fabrieken op de achtergrond, zoals een communistisch plaatje echt hoort te zijn. Het fotograferen was hier, voor de mensen althans, meer gerechtvaardigd. Op hun zondags, zo willen ze vereeuwigd worden. Die dag wensen de mensen elkaar een 'Za troed'toe wat iets als elkaar een schone en vruchtbare arbeid toewenst betekent en ze zo heel even het juk van de industrialisatie en het kapitalisme schoonwassen met deze woorden. In de namiddag ging iedereen picknikken, iets wat er nu, met de eerste mei was bijgekomen, en met de post-communistische jaren als het hoofdgebeuren van de dag was uitgegroeid, inclusief de geestrijke dranken die de pijn blust maar niet stopt. Het was heerlijk toeven bij Lena, Vitaliek, Danil en Natacha die namiddag, over de petro-chemische fabriek niet te na gesproken. Te Enakiev vingen de kinderen hagedissen in het gras, maakten paardebloemenkransen en allen ademenden we het beklemmend gif in van de fabrieken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten