zondag 25 april 2010

De Krim


Bloesems en zon
Groeten uit Donetsk, vanwaar ik de bloesems heb ingeruild voor terillen, de zon is gebleven. Ik ben hier zondagochtend vanuit Simferpol met de nachttrein gearriveerd.
Deze grote stad van 1 miljoen inwoners, en voor het grootste deel russofielen heeft zo een gigantische geldinjectie gekregen door ene miljardair dat je haast zou vergeten dat we hier zo Oostwaarts zitten. Rond de stad verspreid ligt het vol terillen, waar ik de komende dagen hopelijk zo dicht mogelijk zal geraken. Zo dadelijk ga ik naar mijn eerste mijn. Heb ze deze ochtend, met de vrieskou van de nacht nog in de lucht, ten Oosten van Donetsk gevonden. Te Makievka zijn nog verscheidene werkende mijnen. Vol ongeduld, maar nog even wachten voor de avondzon, deze staalblauwe lucht leent niet echt voor het mijnplaatje, maar ik schiet in zwart-wit.
De Krim daarentegen van datzelfde blauw maar in kleur. Met de Krimse bergen vergeet je zo dat je nog in Oekraine bent als je dit met de oneindige boerevelden van de rest van het land vergelijkt.

Bilde (teil2)


Nighttrain to Donetsk

Pruikenmaker in Simferopol

Ivanovka

Maan uit Tadjikistan met Moldavische sterren

Alushta voorbij

La mer noire dans quelques instantes...

Onderweg nabij Cimeir

Dorstig hert bij Alupka

De nacht te Mangup Kale

Mangup Kale plateau

Zina schildert het paleis te Baktasarai

Oude Moskee in Simferopol

woensdag 21 april 2010

Odessa-Simferopol


Bloesems & modder

Net een week terug, ben ik vanuit Odessa vertrokken voor het eerste deel van mijn reis richting de Krim. Hier vanuit Simferpol, de hoofdstad van de autonome republiek neem ik een eerste rustdag. De uitputtingsslag lag hem niet in het hoogteverschil, integendeel, de weg tot hier bracht mij voor het grootste deel langs immense vlakke velden. De sterke vorst van de laatste winter hadden de wegen daarentegen in een waar slagveld herschapen. Wegen vol gaten en modder hebben mij reeds genoodzaakt al mijn jokers (lees:bandenplakkers) in te zetten. Ik had er 12 en ze zijn na 1 week en zo een kleine 800 kilometer (inclusief 2 carwashen) reeds allemaal opgebruikt, echt waar.

Het is een heerlijke verpozing hier op de Krim, vooral omdat de Krim-Tataren minder weerhoudend zijn dan de Oekrainse mensen die ik op mijn weg naar hier ontmoette.
Gisteren ging het dan ook weer haast vanzelf. In een tot atelier omgevormde kolchoze vond ik de nacht. Nu werden er potsierlijke hekkens met veel krullen gesmeed. Vroeger liepen er zwijnen. Zwijnenvlees werd er nu niet geserveerd maar samen aten we bij de achterkant van het gebouw, met zicht op het bos en de heuvels, een uit een gietijzeren schaal geserveerd maal van aardappels, ajuinen,eieren en worst. In Kolbonobe, bij de eerste glooiingen die het land van de Krimtataren inluidde, woonde mijn gastheer Bekir. De Krim-Tataren stammen af van de Turken en wonen reeds honderden jaren op het Schiereiland bij de Zwarte zee. De Russen kwamen hier pas veel later hun zegje doen... We lachten om mijn fiets van Duitse makelij want Bekir wist nog van zijn vader hoe Duitse soldaten hier per fiets arriveerden, MET dikke banden... Na een 4 jaar durende bezetting werden de Krim-Tataren onder de Russische overmacht door Stalin naar Oezbekistan gedeporteerd. Bekir werd daar geboren en keerde pas 25 jaar geleden terug naar het moederland, de Krim. Deze avond daar was ook mijn eerste avond als gast. Mijn tentje had reeds vele malen dienst gedaan aan de rand van de immense Oekrainse boerevelden. Hier vond ik nog meer, dan in de andere ex-sovjetlanden die ik vroeger bezocht, hoe het landschap was gekneed naar een communistisch model en hoe dit nog ontegensprekelijk bleef deel uitmaken van het landschap. De megalomane velden worden door aftandse traktoren bewerkt. Meestal met enkele tegelijkertijd, want velden die tot 8 km (zowel in de breedte als in de lengte) zouden anders een eeuwigheid in beslag nemen voor 1 enkele boer. Verschillende kunstmatige kanalen met betonnen oevers werden gebouwd om de akkers te irrigeren. Elk dorp kende zo zijn grote gezamenlijke boerderijen namelijk de kolchozen. Deze worden hier en daar nog gebruikt, soms ook voor andere doeleinden zoals bij Bekir, maar velen liggen in puin samen met ander rottende betonnen constructies die ooit het land rijk waren. De grote wegen zijn per fiets geen echte optie in Oekraine maar de kleinere lagen er na vretende vorst zo erbarmelijk bij dat het een waar kluwen en wroeten was om mij er doorheen te banen. Weinig auto's vergezelden mij op de soms akelig grote velden als vliegvelden. Op mijn tweede dag tussen Mikolaev en Cherson had ik mij op zulke afgelegen sluikwegen begeven dat ik naadloos op een afgedankt militaristisch oefenveld met landingsbanen was aangekomen. Een enkele, schijnbaar achtergebleven, militair wierp een vluchtige blik op mijn rijden. Verderop kon ik de langsweg van het spoor volgen, en zoals thuis, mij de slapen leggen met daverende treinengeluiden op de achtergrond. Met Vatska, die ik de volgende ochtend ontmoette, deelde ik nabij de nog mistige velden wat brood en worst. Hij vroeg mij de weg naar Mikolaev, van waar ik kwam, zonder geld op slechte schoenen en met een hert op zijn fiere borst getatoeerd. Hij keek verbaasd naar zichzelf als een kind op het scherm van mijn cameraatje. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, zeker nog niet in Oekraine, gelukkig maar.

Bilde (teil1)


Saki

Armeansk

Skadovsk

Imkerman

Kopani

Cholonti

Vatska op weg naar Mikolaev

op weg naar Cherson

Mikolaev

Stepnoe

dinsdag 13 april 2010

Smell's like prologue-spirit


Met een tussenlanding in Warsawa, waar net een hulde werd gebracht nabij de startbaan van de Chopin-luchthaven voor de Poolse president en de 95 andere mensen die enkele dagen terug de dood vonden, ben ik aangekomen in
Odessa, met 14 graden en wisselend bewolkt. Na de gebruikelijke mankepootjes en snuffelaars (lees:hondjes)te hebben afgeschud bereik ik de stad, en hier en daar reeds de geur van steenkool de me vertelt dat ik op goede weg ben. Mijn eerste stop is het nog naar Sovjetunie-ruikende Hotel Pasjaz. Morgen begint de ster echt de blinken/stinken! Naar verluid: Stinkende honden bijten niet...
Morgen Odessa-Basjtanka: de eerste rit in lijn!

donderdag 1 april 2010

De hel van het Oosten


Mijngebouw te Lisciczanck, oktober 2009

Hier eindigde mijn vorige tocht vanuit de Kaukasus. Het zoeken naar zwart goud smaakte naar meer!
Niet voor niets ruil ik na mijn geliefde Parijs*Roubaix, de hel van het Noorden, voor een nieuwkomer op de wielerkalender: de Ster van Donbassa. De regio van Donbassa bevindt zich in het Oosten van Oekraïne waar veschillende koolmijnen nog actief zijn. De laatste werkende mijn van Frankrijk was die van Arenberg nabij de monsterlijke strook door het bos van Wallers. Deze mijn sloot haar deuren in 1990; hetzelfde jaar dat Eddy Planckaert in een millimetersprint de kasseitrofee van de duivelse Steve Bauer afsnoepte. Maar alvorens ik mijn millimetersprint tegen weet god welke Oekraïnse wielerheld moet bekampen wordt de schoonheid van de Krim mij onder mijn wielen geschoven. Jullie proeven zomaar gulzig mee!!

Uit: ‘De mijn-Germinal’ door Emile Zola, 1885
Het was voorjaar geworden. Toen Etienne op een dag uit de mijn kwam, woei hem die lauwe aprilbries in het gezicht met de lekkere geur van jonge aarde, teer groen en zuivere buitenlucht; en nu rook het voorjaar elke keer sterker, was de warmte als hij boven kwam aangenamer na zijn tien uren werken in de eeuwige winter beneden, temidden van de vochtige duisternis waar geen enkele zomer ooit een eind aan maakte. De dagen werden langer, in mei was hij tenslotte afgedaald terwijl de zon al opkwam en de rode hemel de Voreux met een stoffig purperen licht opsteeg bescheen waarin de witte damp die de machine liet ontsnappen roze in de lucht opsteeg. Je hoefde niet meer te rillen, van ver woei er een luwe wind over de vlakte, terwijl hoog in de lucht leeuweriken kwinkeleerden. Vervolgens werd hij om drie uur verblind door een al gloeiendhete zon die de horizon in brand zette en de met kolenstof bedekte bakstenen rood kleurde. In juni stond het koren al hoog, dat met zijn blauwachtig groen afstak tegen het donkergroen van de bietenvelden. Het was een eindeloze zee die bij het geringste zuchtje wind golfde, die zich van dag tot dag breder en hoger voor hem uitstrekte, zodat zij hem tot zijn verrassing ’s avonds soms voller met groen leek dan ’s morgens. De populieren langs het kanaal tooiden zich met pluimen gebladerte. De steenberg werd overwoekerd met gras, de weiden stonden vol bloemen, overal kiemde leven, dat uit deze aarde opschoot terwijl er onder haar in de diepte werd gezucht van ellende en vermoeidheid.